top of page

God heeft het laatste woord (3)

Deel 3: God spreekt


Alle menselijke dialogen zijn uitgeput. Maar liefst tien toespraken heeft Job gehouden, in het verdedigen van zijn onschuld. Hierin heeft Job wel 36 keer God ter verantwoording geroepen om in een of andere vorm met hem in gesprek te gaan. In een debat of een rechtszaak. Hij wil antwoorden. En dat is de kern van de les die Job heel snel zal gaan leren. Want als God werkelijk begint te spreken, heeft hij al snel spijt van zijn vraag en toont berouw in stof en as.


God antwoord vanuit een storm. Hij geeft geen enkele verklaring aan Job en gaat niet in op zijn probleem. Hij verdedigt zich ook niet tegen de aanklacht dat Hij onrechtvaardig zou zijn. God komt niet als de volgende spreker. God komt als de Verhevene, die het laatste woord spreekt.


God komt niet met nieuwe getuigen en ook niet om het lijden van Job groter te maken, maar om heel persoonlijk Zelf zorg aan Job te besteden. Hij komt om te onderwijzen. Alleen aan Job, want Hij laat dat niet aan de anderen blijken en spreekt hier niet tegen hen allemaal. Het gaat hier tussen Job als de menselijke aanklager en God zelf. God draait direct de rollen om en roept Job ter verantwoording.


Hij stelt hem ruim zeventig vragen waar Job geen enkel antwoord op heeft. Die gaan over het universum, de kosmos, de natuur en over de functie en gewoonten van allerlei verschillende dieren. Dat levert het bewijs dat Job op geen enkele manier in staat is om Gods wegen met de natuur te begrijpen, laat staan dat hij er zelf macht over heeft. En als hij dat al niet begrijpt, hoe kan Job dan Gods handelen met "de mens" ooit begrijpen?


In hun gesprekken hebben de drie vrienden en Job een moeilijk probleem besproken. God laat nu zien, hoezeer wij, als mensen, onszelf volkomen overschatten als wij denken ook maar enige aanspraak te mogen maken op het begrijpen van Gods handelen als Schepper en Onderhouder.


God gaat verder, in hoofdstuk 40 zijn we nu. Hij spreekt over Zijn zorg voor de Schepping en de Schepselen en in de tweede toespraak wijst Hij Job op Zijn controle over alle Schepselen die de mens niet kan beheersen. Met name de twee dieren die ik al eerder noemde, Leviathan en Behemoth, brengt God hier heel uitgesproken voor het voetlicht. God beschrijft de vervaarlijke kracht van deze wezens om het verschil in grootheid te benadrukken met de mens en vooral hoe weerloos en machteloos de mens hiertegen is.


Ongeveer heel hoofdstuk 41 spreekt God over de Leviathan. De beschrijving wordt steeds gedetailleerder en indrukwekkender om ook het gevaar van dit wezen voor de mens duidelijk te maken. Het dier is totaal gevoelloos voor wat het anderen aandoet en kent geen angst. Er is niet tegen hem te vechten met welk menselijk wapen dan ook. Niets deert hem. Zwaard, speer, lans of pijl beschouwt hij als stro.


Het wordt hier ook duidelijk dat dit monster een symbolische betekenis heeft en dat het satan voorstelt. Dit dier is voor niets en niemand bang. Hij is onaantastbaar en niet te intimideren. Mensen zijn voor hem op geen enkele manier een waardige tegenstander.


De angstaanjagend gedetailleerde beschrijving is niet bedoeld om ons vrees voor de satan in te boezemen, maar voor God Zelf. Voor Zijn almacht. Want God verteld Job dat Hij ook de Heer is van de kwade geestelijke machten die Zijn goede orde ondersteboven keren en omverwerpen.


De grootste vijandige macht in het universum is niets anders dan een schepsel van God, een schepsel dat Hij beheerst en controleert en gebruikt voor Zijn doel. God is God. Het is opvallend dat God met name het neerdrukken van zijn tong noemt in vers 20 (hfdst 40) De satan is immers de “vader van de leugen” (Johannes 8:44), en hij zet de tongen van de mensen ertoe aan om kwaad te spreken (vgl. Jakobus 3:6).


Na de eerste toespraak van God geeft Job eerst aan hoe klein en nietig hij zelf is en in zijn tweede antwoord erkent hij Gods almacht. Maar dat is nog niet genoeg. want hij heeft God wel tegengesproken en dat moet hij nog belijden. Dat doet hij naar aanleiding van Gods tweede toespraak. Daarin heeft hij God gezien. In Zijn werken en hoe Hij alles bestuurt. Dat verbreekt hem. Hij veracht zichzelf en doet boete “in stof en as”


Hij belijdt zijn zonde en erkent dat hij meer heeft uitgesproken dan hij begreep. Hij heeft zich een oordeel aangematigd over dingen die te wonderlijk voor hem zijn en die hij niet weet. Als Job is waar hij moet zijn, wendt God Zich in brandende toorn tot de vrienden van Job. Tegenover hen rechtvaardigt God Job, die Hij net als in het begin van dit boek “Mijn dienaar” noemt. Maar God wil ook de vrienden ter wille zijn en hen met Zichzelf en met Job verzoenen.


Zijn toorn kan alleen gestild worden door het brengen van brandoffers aan Hem en door voorbede van Job voor hen (42:8). De vrienden moeten met “zeven jonge stieren en zeven rammen” naar Job gaan. Dat is een groot offer. Nu moet het nog in orde komen tussen hen en Job. Daarvoor wordt van Job gevraagd om voor hen te bidden. Als Job heeft gebeden, is alles tussen de vrienden en God en tussen de vrienden en Job in orde.


Als de HEERE het levenslot van Job heeft omgekeerd, komen “al zijn broers en al zijn zusters en allen die hem vroeger gekend hadden” bij hem. Job is niet haatdragend, gezien zij allen "de maaltijd met hem gebruiken in zijn huis". Job krijgt van de HEERE meer overvloed terug, dan hij had voordat hem alles werd afgenomen. Dat is hoe God altijd werkt. Als Hij ons iets afneemt, is dat om ons er meer voor terug te geven. De genade geeft ons altijd veel meer terug dan we door de zonde zijn kwijtgeraakt.


We hebben het paradijs door onze zonde verloren. We krijgen er door genade de hele schepping voor terug waarover we samen met de Heer Jezus mogen regeren. Wat Job eerst aan vee bezat wordt hij nu met het dubbele wordt gezegend. Hij krijgt ook het dubbele aan kinderen. Hij heeft zeven zonen en drie dochters gehad. Die zijn wel omgekomen, maar daarom is hij ze niet kwijt. Zijn vee was hij wel kwijt, maar zijn kinderen niet. Zij zijn hem vooruitgegaan! Hij krijgt er nog zeven zonen en drie dochters bij.


Van zijn kinderen worden alleen de namen van zijn drie dochters genoemd die Job hun heeft gegeven (vers 14). Dat betekent dat we van deze namen iets kunnen leren. Hij geeft hun niet alleen namen, maar ook “een erfelijk bezit onder hun broers”. Er is geen sprake van vrouwen die achtergesteld worden bij mannen. Juist het feit dat alleen hun namen worden genoemd en alleen van hen wordt vermeld dat zij ook een erfelijk bezit onder hun broers krijgen, toont de hoge plaats die zij in de gedachten van Job en van God hebben.


Van de dochters van Job wordt gezegd dat zulke mooie vrouwen als zij in het hele land niet te vinden waren (42:15) We krijgen hier te zien dat wat uit de beproeving tevoorschijn komt, al het andere in schoonheid en lieflijkheid overtreft. Job kan zeggen dat het oude voorbij is en dat alles nieuw is geworden en dat het nieuwe het oude volledig in de schaduw stelt.


Job leeft, nadat er een omkeer in zijn levenslot is gekomen, nog honderdveertig jaar. Als hiervoor hetzelfde geldt als voor zijn bezit, dan zou dat betekenen dat hij zeventig was toen de rampen hem troffen en dat hij tweehonderdtien jaar oud is geworden. Hij ziet zijn nageslacht tot in de vierde generatie. Dat is een grote zegen. Hij kan in vrede sterven om over te gaan naar de plaats van louter vrede en geluk. Maar zijn geschiedenis sterft niet… Het is een woord voor ons allemaal geworden.


Slotwoord van mijn persoonlijke beschouwing:

Het is een ongelooflijk bijzonder boek, Niet in het minst omdat dit boek het oudste geschrift is dat wij op aarde kennen en dan ook nog in deze prozaïsche vorm. Vol met natuurkundige feiten die de mens zelf, pas eeuwen en eeuwen later, wetenschappelijk wist te bevestigen. Het boek getuigd op alle fronten van een hogere graad in psychologie, filosofie en een begenadigde verhaalkunst. Bedoeld om ons met buitengewone inzichten en ontzag te vervullen. Het boek valt in de Joodse traditie dan ook onder de boeken van Wijsheid.


De wonderbaarlijke schoonheid van dit boek, is dat het, wat mij betreft, de krachtigste van alle boodschappen in de Bijbel is waar het Gods grootheid betreft. God biedt hierin slechts een glimp van inzicht, in de reikwijdte van Zijn complete bestuur over de mens, de natuur, de aarde en het universum. Maar het is genoeg!


Het wordt voor ons in zulke levendige beelden uitgetekend, dat wij, ook op ons menselijke niveau, in staat zijn om er een voorstelling bij kunnen maken. Ook al begrijpen we nog steeds niet alles. Het is precies genoeg voor ons. Dat is waar het hier om gaat. We worden in staat gesteld om met deze informatie, die we van niemand anders hadden kunnen krijgen dan van God zelf, een glimp van de onmetelijke macht en de oneindige autoriteit van God te krijgen. Tegelijkertijd worden we ook ongelooflijk gerustgesteld.


Met name door het feit dat dit hele verhaal over één mens op deze aarde gaat. Een man met een heel groot verhaal, maar die desondanks anoniem blijft. Net genoeg informatie over wie hij is en waar hij, dat er geen twijfel is over zijn werkelijke bestaan. Bevestigd door bronnen buiten de Bijbel, maar toch anoniem gebleven, omdat we met al onze wetenschap Job niet precies kunnen plaatsen in de tijd.


Het maakt duidelijk dat het helemaal nergens over Job gaat, maar hij slechts tot voorbeeld dient voor wat God ons allemaal wil vertellen. Job staat daarmee symbool voor iemand die élk mens had kunnen zijn. God illustreert hiermee en bevestigd ons dat Hij feitelijk elk mens persoonlijk kent. God kent ons immers al van voor we zijn geboren.


Het is de bevestiging die Jezus later herhaalt in het nieuwe Testament in Lukas 12:6-7 "Worden niet vijf musjes voor twee penninkjes verkocht? En niet een van die is bij God vergeten. 7 Ja, ook de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Wees dan niet bevreesd: u gaat veel musjes te boven." (Lees dan direct ook nog de verzen daarvoor)


God is in tegenstelling tot de aanklager, de satan, alomtegenwoordig, omnipresent en alwetend. God onderscheidt direct in de inleiding van het boek al het onmetelijke verschil tussen Hem en de satan. Die moet immers rondwandelen en rondtrekken over de aarde, waar Job Hem dus nog niet was opgevallen. Daar moet Hij door God op gewezen worden, die daarvoor, bij wijze van spreken, niet eens van Zijn troon heeft hoeven komen. Ook een direct bewijs van het feit dat God de volledige controle over deze hele situatie heeft, en dus niet de satan.


Job wordt echter diep beproefd, flink gelouterd, maar ook bovenmatig gezegend na zijn leerzame ontmoeting met God. En het levert een boek op waarmee, al meer dan 4000 jaar, miljarden mensen, hieruit kunnen leren wie God is. Door dit bijzondere verhaal en de inzichten die ons hierin zijn verschaft. Het zegt iets over Gods plan en Zijn bedoeling met ons.


De vraag van het waarom is voor Job niet beantwoord. Maar de vraag is voor ook hem niet meer belangrijk. Hij heeft het gezien en begrepen. God heeft laten zien hoe onmetelijk klein het inzicht en het begrip van Job in de totale balans is. Daarmee is ook zijn vraag verdwenen. Want het antwoord is niet het antwoord op zijn vraag. Het antwoord is het vertrouwen in een God die precies weet wat Hij doet, omdat Hij almachtig is.


We krijgen hier een beeld van de volledige betekenis van geloof. God tekent hier in beeld en verhaal voor ons wat de definitie van geloof is. Er ontstaat geen rust en vrede door antwoorden te willen op steeds maar nieuwe vragen. Hoe is het mogelijk om te twijfelen aan Gods almacht, die de natuur, de aarde en het complete universum heeft gemaakt en bestuurd? Die de banden van het Zevengesternte vastbindt en de ketenen van de Orion losmaakt? Die onze luchtsamenstelling zo nauwkeurig heeft bepaald, dat wij allemaal, al zolang als we bestaan, kunnen ademen.


Geloof, in de zuiverste vorm, is een volkomen overgave aan het vertrouwen op de macht en kracht van God. Op Zijn goedheid en genade. En als dit boek iets bewijst, dat is het wel dat we Dit boek bewijst dat we dat zonder enige reserve zouden mogen doen.


Daarbij geeft het ons het inzicht dat wij werkelijk geen enkele grond hebben die ons rechtvaardigt om God ter verantwoording te mogen roepen om ons persoonlijke of aardse lijden ter discussie te stellen. En het daarmee feitelijk durven wagen om Zijn redenen in twijfel trekken, zodra wij lijden ervaren, omdat het niet 'overeenkomt' met ons 'eigen beeld' van rechtvaardigheid. Die ongelooflijke hoogmoed, wordt hiermee in al zijn beperkingen, door God stevig op de juiste plaats gezet.


Ook voor ons eigen bestwil. Die onrust en vragen verdwijnen immers als we geloven en vertrouwen in volle overgave. Waardoor we vrede, rust en zekerheid kunnen ervaren. Paulus legt dat ons uit in zijn brief aan de Filippenzers. Hoofdstuk 4:6-7 " De Heer is nabij. 6 Wees over niets bezorgd, maar vraag in alle omstandigheden aan God wat u nodig hebt en dank Hem in uw gebeden. 7 Dan zal de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, uw hart en gedachten in Christus Jezus bewaren."


Di boek gaat om het bevestigen van hoe wij mogen geloven en vertrouwen. Waarbij wij in onze huidige tijd, ook nog eens bovenmatig gezegend zijn met de kennis en de wetenschap van 2000 jaar later. Dat de liefde van God en Zijn genade ons allemaal van de dood heeft verlost.


De vrienden van Job moesten een groot verzoenoffer brengen, voor de zonde van slechts één fout gesprek met een gebroken en zieke man. Terwijl met het offer van Jezus Christus, de schuld van ál onze zonden, van het verleden, het heden én de toekomst, al is betaald, en wij zo onvoorwaardelijk met God zijn verzoend. Wij mogen ons daarom nu al gered weten voor de eeuwigheid.


Is die wetenschap geen onmetelijke geruststelling? We hoeven er niets meer voor doen om het te verdienen. Wij hoeven niet bang te zijn voor de dood. We mogen zonder angst leven, in volkomen rust, vrede en de zekerheid dat wij geliefd zijn. Dan willen wij daarvoor toch zeker niets liever meer doen, dan Hem in groot ontzag en dankbaarheid daarvoor te eren en te danken?


Er is daarvoor geen betere manier dan ons leven dagelijks in Zijn dienst te stellen en met vrijmoedige blijdschap Zijn voorbeeld te volgen. Om niets anders meer te willen dan Zijn licht te verspreiden. Weliswaar met vallen en opstaan, maar in de hoop dat wij door anderen zullen worden herkend als Zijn kinderen. Als mensen die geestelijk los zijn van deze maatschappij en uit dit rijk van de duisternis zijn gehaald en zijn overgezet naar Zijn koninkrijk.


Kolossenzen 1:13 HSV "Hij heeft ons getrokken uit de macht van de duisternis en overgezet in het Koninkrijk van de Zoon van Zijn liefde."


Amen!



80 weergaven1 opmerking

Recente blogposts

Alles weergeven

1 Comment


https://youtu.be/Ud-pSVLjxTg?si=R9Jg3IIQ0vt-anDg


Gaaf! Deze is ook de moeite waard, als aanvulling...

Like
bottom of page