top of page

Als God ZELF verteld over Zijn schepping

Een gedicht over het mooiste hoofdstuk dat in Job door God zelf wordt voorgedragen

Het is als Hij, in hoofdstuk 38, zelf spreekt over Zijn Schepping, als reactie op Job zijn vragen.


Ontstaan uit bewondering, want hierin komt de diepste wijsheid en macht tevoorschijn

Het tekent de immense grootsheid van God, die tegelijkertijd juist met Ons wil samenzijn.


Want als God zelf spreekt over het hoe van de geboorte van de natuur in Zijn Schepping,

Blijft er voor ons niets anders over dan ontzag en met open mond, volstrekte verwondering.


Dit is een overzicht van slechts enkele van Zijn vragen aan de mens Job

Waarmee God hem de mond snoerde en zei: Tot hier en niet verder, Stop!


Vanuit een storm sprak Hij tot de mens, als sprak de Hemel de hele aarde aan,

om haar te onderwijzen in de keus, op welke plek ze zou moeten gaan staan


Wie is hij, die De Raad verduistert met woorden zonder kennis en wetenschap?

Wat weet u van de orde in het Universum en de rol van Mijn leiderschap?


Dat is hoe God begint en dan het eerst vertelt over de onmetelijke ruimte in het groot,

waarna Hij steeds verder inzoomde en ons ook een blik op het léven op deze aarde bood.


God zei: Waar was u, toen Ik de aarde haar plek gaf en haar precieze maat heb bepaald?

Toen ik de aarde heb opgehangen, zonder haar met kettingen omhoog te hebben gehaald?


Mijn eerste kinderen en zonen juichten toen zij het voor hun ogen zagen ontstaan

Toen ik de baarmoeder opende en het vruchtwater dóórbrak als een watervulkaan


En ik haar dijen weer toesloot, omdat Ik als enige wist hoe ik tot mijn volle Schepping ging komen

Waarmee ik land en water scheidde en bepaalde tot hoever de zee het land op mocht stromen


Als geen enkel ander gaf ik haar, de aarde, de witte statige wolken tot kleding met een bedoeling,

En drapeerde ik het donker als omslagdoek om haar heen, voor de nodige afkoeling


Hebt u wel eens de dageraad zijn plek gewezen of de ochtendzon tot opkomen gemaand?

Opdat hij de wereld verlicht en het duister van de aarde zo volledig uit zijn pad wordt gebaand.


Zou u kunnen wandelen in de zee, over de bodem tot in de diepste afgronden van de oceaan?

Weet u waar de poort des doods is of waar u naar de schaduw van de dood kunt binnengaan?


Ik vraag u waar het licht woont, kent u de weg naar diens huis en waar staat die van de duisternis?

Weet u waar zich het licht verdeeld of hoe de verstrooiing van de oostenwind over de aarde is?


Er zijn schatkamers van sneeuw en hagel die u nog nooit hebt gezien, omdat ik ze heb verborgen

Voor op de dag van benauwdheid en strijd die ik al heb bepaald, later of misschien al morgen


Wie bepaald het pad van de bliksem, voor de donder uit en, zal het weerlicht eerst aan u vragen,

waar het zal inslaan en zult u de weg banen voor een waterloop die de stortvloed zal gaan dragen?


Zodat er op de verwoeste plek waar niemand is en niemand woont, de grond verzadigd zal zijn,

Zo zal het veroorzaken dat daar grasscheuten opkomen die zullen gaan groeien in de woestijn


Vertel mij; Heeft de regen een vader, of zeg me; Wie baart de druppels van de dauw?

Uit wiens buik komt het ijs voort en wie baart de rijp des hemels, vertel het me gauw!


Want kunt u tot de wolken spreken, zodat u een stortvloed aan water raakt?

Waarmee het stof en zand van de aarde verkleeft en tot harde grond wordt gemaakt?


Kunt u de liefelijkheden van het Zevengesternte binden of de strengen van de Oríon los snijden?

Tekenen van de Dierenriem voortbrengen op haar tijd en de grote Beer met zijn kinderen leiden?



En het belangrijkst van al, kent u de wetten van de hemelen en haar invloed op de aarde?

Want wie heeft de wijsheid in het binnenste gezet of gaf de zin van het verstand haar waarde?


Mag ik u dan verder vragen wat u weet over het leven van de natuur in al haar verscheidenheid?

Over het hoe en waarom van ieders plek daarin, want dan vertel ik u ook over die complexiteit!


Dan mag u Mij antwoorden dat u heeft ontdekt dat u eigenlijk helemaal niets weet en niets kent

Dat u zwijgt en in verwondering zult begrijpen dat u niet de Schepper, maar het schepsel bent.


Dat u mij al vertrouwt door wat u ziet in de natuur en de onvermoeibare levensloop van de aarde,

De schoonheid en de liefde herkent in wat ik u gaf en diep besef krijgt van mijn werkelijke waarde.


De God die u heeft gemaakt, Ik Ben, Wie u het leven inblies, omdat ik u deze wereld wilde géven!

Ik, die u zo liefheeft, dat Ik, als mijn Zoon, voor u ben afgedaald om u te kunnen wassen en u te vergeven


....dat u van mij bent weggelopen terwijl Ik zo graag wilde dat u, in liefde... ALTIJD bij Mij was gebleven.


Amen!


121 weergaven0 opmerkingen
bottom of page